Nu ik eens goed naar hem keek, vond ik hem eigenlijk heel lelijk. Al die jaren dat ik naar hem had gekeken, zag ik hem nooit eerder zó.
Zijn sprankelende ogen, glommen niet meer. Ik zag geen eindeloze oceanen met springende, vrolijke dolfijnen. Ik zag geen universum met schitterende sterren en nooit eerder ontdekte planeten in zijn ogen.
Ik zag alleen een vage, wazige blik die probeerde contact met me te maken, maar volledig langs me heen keek.
Hij probeerde mij te bereiken, maar ik durfde niet eens oogcontact te maken. Niets van de betovering was er nog over, nu ik hem goed aankeek.
Het was alsof ik de koelkast opendeed en erachter kwam dat er niets te eten was. Het was een grote teleurstelling.
Zijn blonde haren die altijd perfect in model zaten, waren nu niet meer dan dunne sprieten. Grassprietjes die platgetrapt waren na een fanatieke voetbalwedstrijd. Ik kon er niet mijn handen doorheen en hem ook niet stevig vastpakken.
Ik zag zijn rode, glimmende hoofdhuid door de bijna doorzichtige grasmat en hier en daar zat een klodder opgedroogde gel.
Zijn gouden lokken hadden de lelijke gele kleur die je als kind gebruikte om je poppetje blond haar te geven.
Het was een grote teleurstelling.
Zijn mond was een beetje scheef. Hij had witte, droge vellen aan zijn lippen hangen en in zijn mondhoeken, zat een plakkerig, wit frummeltje. Hij zweette en er ontstond een dun spoor van kleine druppeltjes net boven zijn bovenlip. Hij perste zijn lippen op elkaar en gaf me een halve glimlach. Bedenkelijk keek ik terug. Hij lachte zijn tanden bloot en gaf me een samenzweerderige blik die me op zou moeten winden. Hij zou ervoor moeten zorgen dat ik de kleren van zijn lijf wilde rukken.
Zijn tanden. Perfecte tanden, die elke ochtend en elke avond gepoetst werden alsof het ruwe diamanten waren. Hij kon beter een schuurmachine gebruiken. Misschien zou dat nog enkele minuten schelen in zijn vaste routine.
Zijn stem, die liefkozende woordjes naar me uitsprak, was niet meer dan een levenloos geloei. Woorden zonder inhoud. Woorden zonder betekenis.
Het was een grote teleurstelling.
En god, daar kon ik toch echt niet omheen, die neus. Die neus heb ik altijd al een nadeel gevonden, maar helaas kreeg ik die erbij. Ja, het was een grote gok, dat kon ik je wel vertellen. Met de gedachte dat het romantisch zou zijn, wanneer we in bed lagen en hij mijn zoete geur op zou snuiven. Net zoals ze dat in romantische films doen, vlak voor het moment dat je onvergetelijke seks ging hebben.
Nee, die neus zat alleen maar in de weg. Geen lieve, voorzichtige strelingen of zachte snufjes. Wanneer hij me goedemorgen wilde kussen, moest ik haast een veiligheidsbril op om ervoor te zorgen dat ik het niet met een oog minder zou moeten doen.
Het was een grote teleurstelling.

Ik probeerde me te focussen op iets anders dan zijn gezicht. Mijn ogen gleden naar beneden en ik zag zijn armen. Ik dacht aan zijn verbrande onderarmen en het rode driehoekje in zijn nek. Het witte shirt dat seizoen na seizoen op zijn lijf geplakt zat. De ene streep iets duidelijker dan de andere.
Geen stevige armen die mij vasthielden, maar twee slappe harkjes. Slappe harkjes die hoorde bij het blonde poppetje. De prins op de witte fiets.
Mijn blik zakte nog iets verder. Ik haalde me zijn geslacht voor de geest. Geen grote genotsknots, maar een zielig, klein regenwurmpie dat af en toe in leven kwam, wanneer het in aanraking kwam met iets nats. Het was een kleine teleurstelling.
Hij lachte naar me. Breder deze keer, alsof hij hoopte dat ik hetzelfde zou doen. Misschien was hij zich bewust van mijn gedachtegang. Misschien liet mijn blik iets los over de gedachten die ik helemaal niet mocht hebben. Niet op dit moment.
Hij pakt mijn hand en knijpt er zachtjes in.
Ik kijk naar mijn hand. Mijn nagels keurig gelakt in een neutrale kleur met een subtiel glittertje over mijn ringvinger. Dan kijk ik naar zijn hand, die me lomp vasthoudt. Alsof ik een kleine kleuter was, die elk moment wilde wegrennen. Over het laatste , zou hij misschien wel gelijk hebben.
Ik keek naar de grove, grote vingers met de bruine randjes onder zijn nagels. Velletjes rondom zijn kapotte nagelriemen die korstjes hebben veroorzaakt.
Hij heeft niet zo goed zijn best gedaan.
Het was een grote teleurstelling.
Vaag luister ik naar de woorden die voor me gesproken worden, in de hoop dat ze niet voor mij zijn. Alsof ik ernaar luister en geen antwoord hoef te geven. Maar de blikken zijn op mij gericht. Alle blikken, van alle mensen.
‘Wat is daarop uw antwoord, mevrouw?’
Kon ik nog wegkomen met een: ‘Nou, nu ik eens goed naar je kijk, vind ik je eigenlijk heel lelijk’?
