Dood door schuld

° Verhaal °



Ik zie hem dreigend op me afkomen en ik weet dat ik in de val zit. Woest kijkt hij uit zijn ogen. Ik loop achteruit, maar voel het aanrecht tegen mijn rug aan. “En jullie maar je gelukkige leventje leiden. Zonder ooit maar één keer naar ons om te kijken. Ze lachte toen ze haar gelijk kreeg. Lachte gewoon” Hij schreeuwt de woorden uit en zijn ogen spuwen vuur. Haastig kijk ik om me heen in een poging weg te kunnen komen. Maar ik kan geen kant op. Hij komt steeds dichterbij. Hij heft de vaas boven zijn hoofd en uit een reflex knijp ik mijn ogen dicht, bang voor de pijn. Een felle pijnscheut gaat door me heen, terwijl ik de vaas hoor breken. Met een doffe klap val ik op de grond en ik voel de plakkerige, warme vloeistof op mijn hoofd zich in een rap tempo verspreiden. Het laatste dat ik zie voordat alles zwart wordt, zijn boze ogen. Ogen van iemand die er alles aan zou doen om gerechtigheid te krijgen voor de pijn die hem is aangedaan.

Eerder die avond

Gehaast pak ik mijn tas in. “Melanie, denk je aan je tijd?” roept mijn moeder van onderaan de trap. “Ja, ik weet het. Ik ben bijna klaar.” Ik vlieg de trap af en typ het adres in de navigatie van mijn telefoon in. Mijn moeder zit in haar werkkleding op de bank tv te kijken. Ze kijkt me onderzoekend aan. Ik glimlach naar haar, graai nog snel iets te eten mee en dan trek ik mijn jas aan. Het is voor oktober nog erg zacht buiten, maar ’s avonds koelt het hard af. “Weet je zeker dat ik je niet even moet brengen, lieverd? Ik moet toch zo weer naar het ziekenhuis”, vraagt ze. Ik ben bijna 18, maar soms behandeld ze me nog steeds als een klein kind. “Ja mam, ik weet het zeker. Het is vlakbij. En anders moet ik straks lopen, want dan ben je nog niet uitgewerkt” Ik geef haar een kus en pak mijn fiets uit de schuur.

Vanavond ga ik voor het eerst oppassen bij Finn. Finn is een eigenwijze peuter van drieënhalf. Elke zaterdagochtend komt hij met zijn vader Ruben, een krentenbol halen bij de bakker waar ik werk. Vorige week vroeg Ruben, enigszins gegeneerd, of ik een keer op wilde passen. Ze waren hier niet zo lang geleden naartoe verhuisd en kennen niet veel mensen. Omdat ik Finn een leuk mannetje vind en omdat ik het extra geld goed kan gebruiken, heb ik mijn telefoonnummer gegeven. Nog dezelfde avond, kreeg ik een appje of ik vanavond al zou kunnen. Hij wilde graag met vrienden wat gaan eten en zou het niet te laat maken. Ik stemde al snel toe.

Na een kleine tien minuten fietsen, zet ik mijn fiets tegen de hoge, witte muur van de zijkant van het huis. Doordat ik Finn al enthousiast hoor gillen binnen, weet ik dat ik goed zit. Springend en met een grote glimlach laat Finn me, in zijn pyjama, binnen. Ik hang mijn jas op en volg Finn de kamer in. Ruben staat in de keuken en lijkt zich een beetje ongemakkelijk te voelen. “Zo, klaar voor een echt mannenavondje?” vraag ik. “Ja, bijna. Het is één van de eerste keren sinds mijn vrouw Esmee is overleden. Dus het voelt wel een beetje gek.”
“Oh, wat erg. Dat wist ik niet. Is uw vrouw al lang overleden?”. Nu is het mijn beurt om me ongemakkelijk te voelen. “Ze is bij de geboorte van Finn overleden. Bijna vier jaar dus. Maar ik ben er nog elke dag mee bezig.”
De laatste zin zegt hij bijna boos. Ik sta zenuwachtig aan mijn haar te plukken. “Ja, dat begrijp ik. Wat erg voor jullie.”

Ik kijk meelevend om naar Finn. Die zit op een kleed, met zijn auto’s te spelen, in de woonkamer. Ruben volgt mijn blik. “Hij weet niet beter. Het is vooral mijn strijd. Maar het is heel zwaar.” “Dat geloof ik gelijk. Maar zo te zien doet u het hartstikke goed. Finn is hartstikke leuk en vanavond is hij in goede handen.” “Dank je.” Abrupt verandert hij het onderwerp. “Maar ik heb hier wat dingen opgeschreven over Finn zijn schema en de tv. Er ligt geld voor eten en de rest moet wel lukken.” Al pratend trekt hij zijn jas aan, hij geeft Finn vluchtig een kus en gaat dan weg.
Ik pak het briefje op het aanrecht en lees het door. Naast het briefje liggen verschillende folders van eettentjes. “Finn, kom eens. Wat wil je zo eten?” Finn komt de keuken ingelopen en kijkt ernaar. “Wat vind je lekker? Jij mag kiezen vandaag.” Glunderend van oor tot oor, en zonder enige twijfel, wijst hij naar de puntzak friet op de gele folder. “Frietjes!!” “Goede keuze! Dat vind ik ook heel lekker.” En hij rent alweer terug naar zijn auto’s. Ik bestel voor ons friet en verschillende snacks omdat ik niet weet wat Finn wil.

Tijdens het wachten laat Finn al zijn auto’s zien en wil hij graag liedjes zingen. Gelukkig gaat, voordat ik door mijn repertoire heen ben, de bel. De lekkere geur van het eten komt ons al tegemoet als ik de deur open doe. Finn staat achter mij hard te springen en te roepen. Nadat ik betaald heb, loop ik achter de overenthousiaste peuter aan. Finn zit al aan tafel als ik met de zak kom aangelopen. Ik verdeel het eten en pik een frietje. Voordat ik het in mijn mond kan stoppen wordt Finn boos en roept: “Nee! Je moet wachten! We moeten nog bidden.” Ik doe mijn best niet te lachen. “Oh, sorry. Ga jij maar bidden. Ik wacht op jou.” Finn sluit zijn ogen en vouwt zijn handjes samen. “Lieve God, dank u voor de frietjes en de frikandel. En dank je wel voor de nieuwe mama. Papa is bijna klaar met zijn spelletje. Amen.”
Beduusd kijk ik hem aan. Nietsvermoedend opent hij zijn ogen en kijkt me onschuldig aan. “Nu moet je ook amen zeggen. Ander is je eten niet lekker.” “Amen.” Finn valt aan op zijn bord en stil eet ik mijn eten ook op, terwijl het rare gebed door mijn hoofd spookt.

Na het eten, doen we nog een spelletje en maak ik Finn klaar om naar bed te gaan. Hij laat me zijn lievelingsknuffel zien en gaat daarna zonder protest zijn bed in. Al snel zit ik op de bank voor de tv. Wanneer ik in mijn tas geen oplader vindt voor mijn telefoon, baal ik. Twaalf procent. Ik loop naar de zwarte buffetkast en trek de bovenste la open. Alleen maar sleutels, muntjes en een hoop post. Net wanneer ik de la dicht wil doen, valt mijn oog op een foto. Ik haal de foto tussen de papieren uit en voel een rilling door mijn hele lijf. Dat ben ik! Waarom heeft hij een foto van mij. Met trillende handen, kijk ik verder in de la. Ik haal er een blanco envelop uit, die vol zit met foto’s en papieren. Ik zie mezelf en enkele krantenartikelen. Het zweet breekt me uit, wanneer ik de krantenkop lees. ‘Verloskundige vrijgesproken. Weduwnaar verlaat woedend de rechtszaal.’ Wanneer ik de foto van mijn moeder zie, valt bij mij alles op zijn plek en breekt de paniek uit. Ik ren naar mijn telefoon en bel haar op.
Voicemail.
“Mam, met mij. Dit is echt niet goed! Ik was aan het zoeken naar een oplader en toen zag ik dat hij een foto van mij had van voordat hij bij de bakker kwam. Die vader die jou voor de rechter sleepte. Dat is hij. Hij heeft alles bewaard? Wat moet ik doen? Waarom heeft hij dat?”

Ik verstijf wanneer de voordeur open gaat. Betrapt kijk ik naar Ruben en alle papieren voor mijn neus. Hij blijft in de deuropening staan met gebalde vuisten en zijn kaken strak op elkaar.
“Ophangen. Nu.”, beveelt hij. Ik slik de brok in mijn keel weg en doe wat hij zegt. “Door jouw moeder ben ik mijn vrouw kwijt. Ze heeft nooit haar excuses aangeboden. Zelfs niet in de rechtzaal. Ik heb gezworen dat ik haar kapot zou maken. Ik ben het verplicht aan Esmee. En dat ga ik ook doen. Hoe kan ik dat beter doen, dan iemand pijn te doen waarvan ze houdt. ” Hij pakt een vaas van de tafel. Ik zie hem dreigend op me afkomen en ik weet dat ik in de val zit…

° Verhaal °

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: